Een pelmolen is een type molen waarin vroeger gerst tot gort (en later rijst) gepeld werd, om het kaf van de graankorrel te scheiden. Een pelmolen kan pas werken bij een windkracht van ten minste 6 Bft. De meeste pelmolens hebben naast pelstenen ook maalstenen, omdat er bij onvoldoende wind voor het pellen nog wel graan gemalen kan worden.
In tegenstelling tot maalstenen, waartussen graan gemalen wordt, wordt de gerst gepeld met de zijkant van de stenen, die hiervoor op de zijkant geribbeld zijn. Na slijtage worden met een rauwijzer nieuwe ribbels schuin omhoog in de zijkant gehakt.
De gerst wordt boven op de bovenste pelsteen, de loper, gestort en de korrels worden door de draaiende steen naar het pelblik geslingerd.
De loper draait 1,5 tot 2 cm boven de ligger of het doodsbed, waardoor er een luchtstroom wordt opgewekt richting pelblik. Dit pelblik staat op 1 tot 1,5 centimeter van de pelstenen af. Het koppel pelstenen wekt door de zoggaten of waaikerven in de loper een soort zog op waardoor de gerstkorrels keer op keer tegen het pelblik aan worden geslingerd. Dit blik is voorzien van spijkergaatjes met puntjes en door die puntjes wordt het harde vliesje van de gerstkorrel afgepeld (afgeraspt).
Per keer mag niet langer dan vier minuten gepeld worden, omdat anders de korrels te warm worden. Door de aflaatschuif op te halen vallen de gepelde korrels in de schootemmer. Als de gerst over de voorloper (het eerste koppel pelstenen) is heen geweest gaat het over het tweede koppel pelstenen, de naloper. De gerst gaat daarna weer over de voorloper en vervolgens nog een keer over de naloper. Na deze pelbehandeling van de gerst, die inmiddels gort geworden is, wordt het gezeefd in de zifterij en vervolgens verder geschoond en gesorteerd in de waaierij. De gort wordt opgevangen in een zak en is klaar voor de verkoop. De gort kan ook nog rondgeslepen worden tot parelgort door ze nog een keer over de voor- en naloper te laten gaan.